zaterdag 26 november 2011

Innovatie van wát eigenlijk?

Martin Boere
Ik stel voor om het woord innovatie voorlopig niet meer in de mond te nemen en het wiel maar eens helemaal opnieuw te gaan uitvinden. Wanneer t.z.t. blijkt dat daar iets aan te verbeteren valt mogen de innovators weer van zich laten horen……

In het kader van een plan voor het oprichten van een geheel nieuwe school voor middelbaar onderwijs dacht ik een paar jaar geleden dat het wellicht van pas zou komen wanneer ik naast mijn bestaande onderwijsbevoegdheid als kunstvakdocent er via een parttime-opleiding nog een tweede bevoegdheid bij zou halen. Gezien mijn affiniteit met vreemde talen lag de aard van de te maken keuze nogal voor de hand en dus besloot ik een bachelor-opleiding Engels te gaan volgen.

Parallel aan mijn opleiding ging ik tevens als vervangend docent Engels aan de slag, wat ik vanuit mijn langdurige onderwijservaring en reeds voor handen zijnde taalbagage wel aandurfde. Zodoende ben ik een geheel andersoortige rol gaan vervullen als leraar en heb ik van binnenuit het reilen en zeilen van een taalvaksectie mogen ervaren. Ik zou de nodige smakelijke verhalen kunnen vertellen over hoe het mij als oudere student te midden van voornamelijk veel jongere studenten is afgegaan, hoe ik de opleiding en de manier waarop deze was georganiseerd heb ervaren en hoe het is om na 24 jaar onderwijspraktijk jezelf als groentje in een geheel andere vakdiscipline voor de klas te zetten. Waar het mij hier echter om gaat is de tamelijk schokkende ontdekking van zaken die zich weliswaar al die jaren dat ik op scholen werkzaam ben geweest binnen mijn gezichtsveld hebben afgespeeld, maar waarvan ik nooit werkelijk doordrongen was geweest tot het moment dat ik er in mijn nieuwe lerarenrol direct mee te maken kreeg. E.e.a. werd tezelfdertijd ook aangestuurd door het lezen van een onderwijsreader, samengesteld door de HAN (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), welke ik t.b.v. het schrijven van een onderwijskundig concept voor bovenvermelde nieuw op te richten school had geraadpleegd. In deze reader werden didactische onderwerpen behandeld zoals ‘effectief vragen stellen’, ‘activerende instructie’ en ‘huiswerkdidactiek’. Nu was ik vanuit mijn oorspronkelijke pedagogische opleiding natuurlijk niet onbekend met dergelijke aspecten, maar in mijn nieuwe lerarenrol werd ik er in een geheel andere context mee geconfronteerd.

Het begon met een voorval in een Havo 3-klas. Het was me opgevallen dat de leerlingen opvallend veel moeite hadden met het vervoegen van werkwoorden. Ik dacht hen hierin behulpzaam te zijn door ze van extra oefeningen te voorzien. De eerste oefening begon met ‘jullie lopen’, te vertalen met toepassing van de juiste vervoeging. Nadat ik de blaadjes met de opdrachten had uitgedeeld stak driekwart van de leerlingen de vinger op om eensgezind te vragen: “Hoe zeg je ‘jullie’ in het Engels?”. Uiteraard dacht ik in eerste instantie dat een nieuwe docent hier even op karakteristieke wijze uit de tent werd gelokt, maar nee, de vraag was bloedserieus bedoeld. Dit voorval bleek symptomatisch te zijn voor het niveau dat ik in vrijwel alle klassen die mij waren toevertrouwd aantrof. Het zette mij er tevens toe aan om na te gaan hoe zaken sectiebreed eigenlijk waren georganiseerd en of er enige afstemming was tussen de talensecties onderling. Getoetst aan eerder genoemde reader bleek dat de meest elementaire maatregelen om het leerprogramma binnen de sectie te stroomlijnen en leerprocessen te controleren niet bestonden en in de geschiedenis van de vaksectie ook nooit hadden bestaan. Onnodig te vermelden dat van enige afstemming tussen de secties Nederlands, Engels, Frans en Duits helemaal geen sprake was. Zo trof ik op een andere school de situatie aan dat de docent Nederlands vanuit diens methodeboek het gehele brugjaar bezig was de leerlingen vertrouwd te maken met de toepassing van de o.t.t. en de o.v.t., omdat hun kennis hieromtrent die zij vanuit het basisonderwijs aandroegen tal van hiaten vertoonde. Dit weerhield zijn collega Frans er echter niet van om zijn brugklasleerlingen te bestoken met de futur en de conditionnel. Nu deed zich op deze zelfde school het opmerkelijke feit voor dat er een uitgebreid document bestond dat ooit door een taaldocent was vervaardigd en waarin de grammatica van Nederlands, Engels, Frans, Duits én Latijn schematisch was ondergebracht, zodanig dat de onderlinge verbanden tussen grammaticale regels zichtbaar werden. Dit document was echter nooit ter hand genomen om enige vorm van afstemming tussen de talensecties tot stand te brengen. Incidentele en extreme omstandigheden zegt u? Dat trachtte ik mijzelf aanvankelijk ook wijs te maken. Verdere navraag leerde echter dat dergelijke situaties op scholen eerder regel dan uitzondering zijn.

Afgelopen voorjaar werd mijn jongste dochter in haar Havo 2-klas mikpunt van pesterijen, die er uiteindelijk toe hebben geleid dat mijn vrouw en ik haar van school hebben moeten halen. Bij gebrek aan plaatsingsmogelijkheden elders heb ik haar tot aan de zomer thuisonderwijs moeten geven. Dat haar onderwijs het nodige aan kwaliteit ontbeerde had ik al eerder gemerkt bij het verlenen van assistentie bij het huiswerk. Nu ik echter dieper betrokken raakte bij haar schoolwerk bleek pas hoe rampzalig zij over vrijwel de gehele linie werd onderwezen. Het systematisch leren van woordenrijtjes, het kunnen uitspreken van de woorden uit die woordenrijtjes, het begrijpend kunnen lezen van een tekst, het was er gewoon allemaal niet bij.

Tegen de achtergrond van dergelijke situaties krijgt het begrip onderwijsinnovatie een wel erg surrealistische bijklank. Wat valt er immers te innoveren aan iets dat kennelijk nooit bestaan heeft? Niettemin zijn de sectievergaderingen, teamvergaderingen en studiedagen die ik vanaf het begin van mijn loopbaan heb moeten meemaken hoofdzakelijk besteed aan verandering en vernieuwing van het bestaande. Met betrekking tot de toepassing van ICT in het onderwijs ben ik altijd al van mening geweest dat dit een koekoeksei was, doch pas in mijn rol als docent Engels werd me volledig duidelijk hoezeer ICT wordt aangewend om leegten te maskeren. Voorts moeten niet alleen de pleitbezorgers van innovatie schuldig worden bevonden aan het verspreiden van een valse illusie, maar ook zij die pleiten voor restauratie van het oude bestel, zoals met name Beter Onderwijs Nederland (BON) dat doet. Wat valt er immers te restaureren als het onderwijs blijkbaar nooit op een daadwerkelijk professionele basis is georganiseerd?

Ik stel dan ook voor om het woord innovatie voorlopig niet meer in de mond te nemen en het wiel maar eens helemaal opnieuw te gaan uitvinden. Wanneer t.z.t. blijkt dat daar iets aan de te verbeteren valt mogen de innovators weer van zich laten horen.

Martin Boere

1 opmerking:

  1. Beste Martin,

    Je vraagt af hoe heeft het zo ver kunnen komen? Mijn zoon en al zijn klasgenoten hebben b.v. last van een docent Nederlands. Veel klachten, maar hij zit al 30 jaar op dezelfde stoel. Schandalig niet? Elk jaar weer de bovenbouwers van havo/vwo frustreren. Gelukkig gaat er ook nog wel veel goed.
    Met lereniseenmakkie.nl ondersteunen wij leerlingen gratis. Neem er eens een kijkje. Is dat document van die taaldocent met die grammatica vergelijkingen beschikbaar om te gebruiken op deze website (evt na wat omschrijven door mij voor de doelgroep)? Zou ik dat dan mogen hebben?

    Bij voorbaat dank namens de meer dan 10.000 leerlingen die per maand gebruik maken van onze site.

    BeantwoordenVerwijderen