dinsdag 28 juni 2011

Meer rendement van Basisschool-ICT, een Post HBO Leergang

Gert J. Muller, Freelance Onderwijs Designer & Researcher

Het afgelopen jaar had ik het genoegen om een Post HBO Leergang ‘Meer rendement van Basisschool-ICT’ te mogen ontwikkelen voor de Saxion Hogeschool. De leergang moest zich richten op medewerkers in het primair onderwijs die reeds in een ICT-functie werkzaam zijn en zich willen ontwikkelen tot een basisschool ICT-Professional op Post-HBO niveau. De leergang moest niet over ICT gaan, maar zich bewegen tussen ‘Beleid Ontwikkelen en Innoveren’. Zowaar een doorbraak en kantelpunt in het denken over wat zogenaamde ICT-coördinatoren aan bagage moeten hebben om meer rendement te halen uit al die ICT-middelen, die op de basisscholen aanwezig zijn. Het heeft een boeiende ontdekkingstocht opgeleverd, voor zowel cursusleiders als voor cursisten. De presentaties van de cursisten over de resultaten, neergelegd in een ICT-Beleidsplan, en hun ontwikkeling waren verrassend. Systeemdenken in een lerende school als leidraad, als we werken aan het leren van de toekomst, dat hebben we als rode draad door de leergang geweven. En dat heeft wat opgeleverd, zo was te merken in de presentaties.

Leidende gedachte
Als leidende gedachte hebben we er voor gekozen dat bij innovaties in het onderwijs curriculumontwikkeling, aanpassing van de infrastructuur en organisatiestructuur hand in hand gaan. Daarbij zien we verandering, volgens Fullan (1991)[1], als een complex sociaal proces, waarin individuen op verschillende niveaus - leerkrachten, leerlingen, management, inspecteurs, lokale en landelijke beleidsmakers - een belangrijke rol spelen.

Systeemdenken, opgevat als een manier van kijken naar de werkelijkheid, het vermogen om relaties te zien en te begrijpen in dynamische systemen, vormt de basis. Door deze manier van kijken leren we het totaalbeeld te zien, niet slechts details. Deze zogenaamde vijfde discipline, volgens Senge (1992)[2], van een lerende organisatie - naast bouwen aan een gezamenlijke visie, ontwikkelen van persoonlijk meesterschap, oog voor mentale modellen en teamleren - vormt de hefboom voor het ontwikkelen in de richting van een lerende school.

Leren om het leren van de toekomst zo in te richten dat we voor leerkrachten en leerlingen op de basisschool een uitdagende leeromgeving inrichten, waarvan een digitale omgeving een niet onbelangrijk onderdeel uitmaakt. Daarvoor moet natuurlijk een adequate ICT infrastructuur aanwezig zijn. Dat zal wel gaan in de richting van het beschikbaar komen van mobiel internet, want volgens Hop & Delver (2009)[3] gebruikt 39 % van de wereldbevolking in 2014 mobiel internet. En alle informatie zit op termijn toch in ‘the cloud’. We moeten het gewoon niet over of van ICT hebben voor het leren van de toekomst, ondanks het feit dat Kennisnet ICT-schaarste in het onderwijs[4] signaleert? Het niet over ICT hebben en het gewoon zien als één van de middelen om onderwijs van de toekomst vorm te geven, dat is een goede gedachte!

Verspieders
Om het onderwijs van vandaag vorm te geven, moeten we als verspieders de toekomst verkennen. Zicht krijgen op welke kant het uitgaat en dat meenemen in het ontwikkelen van beleid, dat is een belangrijke competentie voor de ICT-Professional in de basisschool. Daar hoort bij ‘in de toekomst kijken’, trendanalyse, die toekomstige ontwikkelingen vertalen naar de eigen schoolpraktijk en natuurlijk het belang afwegen voor de eigen schoolontwikkeling.

Bijvoorbeeld in zijn advies ‘Onderwijs en open leermiddelen’ (2008)[5] pleit de Onderwijsraad om de koers vooral te richten op open leermiddelen: digitale leermiddelen die voor een groot deel vrij toegankelijk zijn, en die leerkrachten naar behoeften kunnen arrangeren, aanvullen of veranderen.

De raad vindt het van groot belang dat het momentum voor de digitalisering van het bekostigde onderwijs niet verloren gaat. Hij constateert dat de overheid meer regie moet nemen om de komende vijf jaar, vanaf 2008 dus, een krachtige impuls te geven en dat leerkrachten bij het optimaliseren van het onderwijs de digitale mogelijkheden van met name de open leermiddelen veel meer moeten benutten. Er zijn initiatieven in de richting van het ontwerpen van digitaal lesmateriaal door leraren, die op termijn ook nog gratis beschikbaar zullen komen (Obbink, 2008)[6]. Maar dat zal niet vanzelf gaan en heeft begeleiding nodig van ontwikkelaars en onderzoekers.

Volgens ‘Nederland 2027, het toekomst beeld van het innovatieplatform’ (2005)[7] houdt het leren nooit op en vindt straks leren overal plaats: thuis, op het werk en natuurlijk op school. De vorm zal meer interactief en multimediaal worden en het werken in kleine groepen komt centraal te staan.

De goede ‘vruchten’ uit de toekomst meenemen voor het onderwijs van vandaag, dat is de uitdaging waar de ICT-Professionals onder andere voor komen te staan. Dat hebben we ruim aandacht gegeven in de leergang. Daarbij is gebruik gemaakt van interactieve werkvormen, zoals het KennisCafé, om er voor te zorgen dat de impliciete kennis van elke deelnemer geëxpliciteerd wordt in het te schetsen toekomstperspectief. Een rijke ervaring voor de cursisten met een werkvorm die zij kunnen toepassen in hun eigen schoolsituatie om de ideeën van elke collega ‘boven water’ te krijgen, omdat we weten dat er nogal wat subjectieve concepten onder de oppervlakte blijven.

KennisCafé

Een KennisCafé is een krachtige werkvorm die het mogelijk maakt om een levendige gezamenlijke dialoog op te zetten rondom vragen die er echt toe doen.

Aan verschillende kleine ’cafétafeltjes’ bespreken groepjes van vier à vijf personen een gemeenschappelijk thema.

De resultaten van dit gesprek worden geborgd door ze vast te leggen in een MindMap op het ‘tafelkleed’. Na 20 à 30 minuten wisselen de groepjes van tafel. Eén persoon, de stamgast, blijft achter en draagt het resultaat over aan de volgende groep.

Richtinggevende vragen waren:
  • 1ste ronde: Informatie- en kennisbehoefte van de schoolorganisatie als geheel in beeld brengen, gelet op toekomstige ontwikkelingen! 
  • 2e ronde: Vertaling naar concrete wensen ten aanzien van informatie- en kennisbehoefte voor de toekomst! 
  • 3e ronde: Functionele beschrijving van de gewenste informatie- en kennisbehoefte, en omgezet naar werkende informatie- en kennissystemen voor de toekomst!
Hierboven het resultaat van één van de drie groepen.
Het valt op dat het vooral gaat over toegang tot informatie, kennisuitwisseling en communicatie. De winst zit in de ontwikkeling van een andere houding en het bouwen aan een eigen kijk op de ‘wereld’, die basisschool heet in dit geval.

Laurillard (1993, p. 26)[8] spreekt van:

‘Everyday knowledge is located in our experience of the world. … Academic knowledge is located in our experience of our experience of the world’.

Zij spreekt van ‘mediated learning’ after Vygotsky (1962, p. 102) en dat geeft aardig weer waar het bij de Post-HBO Leergang om draait, het ontwikkelen in de richting van een academische houding. Fullan (2005)[9] noemt dat ‘the new theoretician, system thinkers in action’. Dat zijn ‘reflective practitioners whose theories are lived in action every day’. Dat gaat over leiderschap in alle lagen van de schoolorganisatie. De ICT-Professional moet pendelen tussen het operationele en het strategische niveau van de schoolorganisatie, middle-up-down noemen Nonaka & Takeuchi (1999)[10] dat, voor het creëren van kennis over het inzetten van ICT in zijn lerende school. Wat hij daarvoor nodig heeft wordt beschreven door Fullan (2001)[11] in de vijf kerncompetenties voor leiderschap in een lerende school: morele doelen, inzicht in veranderingsprocessen, bouwen aan relaties, ontwikkelen en delen van kennis en oog voor samenhang. Belangrijke eigenschappen om daaraan te werken zijn: energie, enthousiasme en hoop. Beleid formuleren en dat beschrijven in een ICT-Beleidsplan is één, maar om dat daadwerkelijk te realiseren is veel meer nodig. Daarvoor hebben we cursisten gereedschappen aangereikt, om in te zetten in het innovatieproces.

Innovatie
Uit onderzoek[12] blijkt dat het moeilijk is om op de terreinen van kennis en communicatie innovatief te zijn. Voor een daadwerkelijke innovatie zal er, naast technologische innovatie, veel meer aandacht moeten zijn voor proces- en sociale innovatie. Want uit datzelfde onderzoek komt naar voren dat niet zozeer technologie en technologische kennis, maar vooral de organisatie van processen en de menselijke factor van doorslaggevend belang zijn voor het realiseren van innovaties. Uiteindelijk is innovatie mensenwerk, met een menselijke maat en een menselijk gezicht. Het gaat om het motiveren van mensen en het benutten van hun creativiteit, talenten en ondernemingszin. Daarbij is leiderschap nodig dat oog heeft voor het menselijk kapitaal en hecht aan vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid als cultuurkenmerken. Om duurzame onderwijsinnovatie en kennisontwikkeling binnen het onderwijsveld te realiseren, hebben we zo’n cultuur nodig. Een cultuur waar willen uitblinken de norm is, waar durf gewaardeerd wordt en op falen geen stigma rust.

Willen excelleren, ontwikkelen van talenten, heeft reflectie nodig. Na een fase van ‘fast learning’, om bijvoorbeeld een nieuw onderwijsparadigma neer te zetten, moet er tijd zijn voor ‘slow learning’ om de nieuwe ontwikkelingen in te bedden, te internaliseren. Hernieuwde aandacht voor vakmanschap en kennis is nodig voor duurzame innovatie. De waardering hiervoor hebben we in de achterliggende jaren alleen maar zien afnemen. We moeten de tijd nemen en iedereen in het innovatieproces de tijd gunnen. Dat hebben de cursisten goed tussen de oren gekregen, zo is gebleken uit hun presentaties. Dat is in de leergang onder andere duidelijk gemaakt aan de hand van de fabels over ‘Onze IJsberg smelt, succesvol veranderen in moeilijke omstandigheden’[13] en ‘Wie heeft mijn kaas gepikt?, omgaan met veranderingen’[14]. Het gebruik van dit soort middelen werkt, zo is gebleken.

De haas en de schildpad 

In de fabel over de haas en de schildpad, van Jean de La Fontaine (1621-1695) geïnspireerd door werk van Aesopus, houden de twee dieren een wedloop. De haas denkt makkelijk te zullen winnen en spant zich totaal niet in. Onderweg denkt hij gerust een dutje te kunnen doen, maar als hij wakker wordt, heeft de schildpad de finish al bereikt. Zo verliest de haas toch de wedstrijd. De moraal van het verhaal is dat hardlopers doodlopers zijn en dat langzaam-maar-zeker-werk tot goede resultaten leidt. Fullan (2001) gebruikt deze fabel in het slothoofdstuk van ‘Leading in a culture of change’ en trekt daar lessen uit voor leadership dat nodig is om echt veranderingen tot stand te brengen.

Die lessen gaan in richting van het gedrag van de schildpad: ‘The lessons for developing leaders in a culture of change are more tortoise-like than hare-like because they involve slow learning in context over time. … three powerful lessons about leadership that have implications for developing more of it. Fortunately, they are intricately interrelated: the vital paradoxical need for slow learning, the importance of learning in context, and the need for leaders at all levels of the organization, in order to achieve widespread internal commitment.’(p. 121).

Fullan (2001) beëindigt zijn boek met: ‘Ultimately, your leadership in a culture of change will judged as effective or in effective not by who you are as a leader but by what leadership you produce in others. Tortoises, start your engines!’ (p. 137).

Of dan de informatie- en kennissystemen zich in ‘the cloud’ bevinden of straks misschien wel op Mars, dat doet er niet zoveel toe als de informatie maar bereikbaar is en kennis op elk moment uitgewisseld kan worden. Nog belangrijker is het dat mensen in de schoolorganisatie daadwerkelijk informatie toevoegen en kennis met elkaar uitwisselen. Dat is wat de ICT-Professional tot stand moet brengen. Kennisverwerving én kennisconstructie én kenniscreatie in een (digitale) onderwijsleeromgeving zou wel eens de richting voor het leren van de toekomst kunnen zijn. En dat die omgeving dan bereikbaar is via mobiel internet of zo, overal en op elk moment, dat is prima.

[1] Fullan, M.G. (1991). The new meaning of educational change. New York: Teachers College Press.
[2] Senge, P. (1992). De vijfde discipline: de kunst en praktijk van de lerende organisatie. Schiedam: Scriptum Books.
[3] Hop, Liesbeth & Delver, Bamber (2009). De WIFI-generatie, de jeugd op het mobiele internet. vliegensvlug en Vogelvrij. Amsterdam: De Ronde Tafel.
[4] Stichting Kennisnet (2010). Vier in Balans Monitor 2010. ICT in het onderwijs: de stand van zaken. Zoetermeer: Kennisnet.
[5] Onderwijsraad (2008). Onderwijs en open leermiddelen. Den Haag: Onderwijsraad.
[6] Obbink, Hanne (2008). Leraren springen zelf in het gat dat de educatieve uitgevers laten liggen. Digitaal lesmateriaal wordt vaker gratis. In: Trouw van dinsdag 14 Oktober 2008.
[7] Innovatieplatform (2005). Nederland 2027, het toekomst beeld van het innovatieplatform. Den Haag: Innovatieplatform.
[8] Laurillard, Diana (1993). Rethinking University Teaching, a framework for the effective use of educational technology. London: Routledge.
[9] Fullan, Michael (2005). Leadership & sustainability. System Thinkers in Action. Tousand Oaks, California: Corwin Press.
[10] Nonaka, Ikujiro & Takeuchi, Hirotaka (1999). De kenniscreërende onderneming, hoe Japanse bedrijven innovatieprocessen in gang zetten.Schiedam: Scriptum.
[11] Fullan, Michael (2001). Leading in a culture of change. San Francisco: John Wiley & Sons.
[12] Poucke, A.B.M., van (2004). Towards Radical Innovation in Knowledge Intensive Service Firms. Rotterdam: Promotieonderzoek, Erasmus Universiteit Rotterdam.
[13] Kotter, John & Rathgeber, Holger (2006). Onze IJsberg smelt, succesvol veranderen in moeilijke omstandigheden’. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact.
[14] Johson, Spencer & Blanchard, Kenneth (2003). Wie heeft mijn kaas gepikt?, omgaan met veranderingen. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact.

donderdag 23 juni 2011

Learning Analytics

Hoe een SURF bijeenkomst je mening aanzienlijk kan bijstellen….
Ik dacht bij dit onderwerp aan Amerikaanse toestanden van 88000 studenten gebruiken Blackboard van 90000 on campus. Daarvan studeert 40% van 3 uur ’s nachts tot
4 uur 33 AM. Leuk om te weten dat en wanneer je duur betaalde spullenboel wordt gebruikt, helemaal voor de financial controller.

Maar zie daar: John Doove pakt me in met zijn enthousiaste presentatie over Learning Analytics. Dat SURF deze ontwikkeling uit het door EDUCAUSE Learning initiative en the New Media Consortium van 2011 Horizon Report heeft gehaald en naar een Nederlands programma wil tillen begrijp ik nu dan ook.

Hij wil naar kwalitatieve indicatoren die je in bijvoorbeeld de DLO kunt onderzoeken. Een moeilijke opdracht maar zeker een interessante. Zo schreef Eus van Hove eens dat je in Blackboard een voorwaardelijke toets kunt gebruiken. Wanneer je die haalt krijg je de vervolgstof te zien in je DLO. Dat is voortborduren op kennis die je dan onder de knie hebt. Een goed didactisch principe. Of niet? Kunnen we dan vergelijken of studenten die op deze wijze in de DLO werken beter scoren dan studenten die dat niet doen? Daar kun je nog veel dieper over doordenken en dat lijkt me nu wel aan John besteed.

Ook Willem van Valkenburg laat in zijn presentatie (volgens mij in Leeds) zien hoe de TU Delft er al mee bezig is. Wanneer je weet wat de docenten en studenten gebruiken, in Blackboard in dit geval, kun je ook sturen op wat er “meer” te halen of te doen is. Beter didactisch gebruik, meer resultaat? Interessante ontwikkelingen dat zeker. Ik heb de omgeving Eesysoft waar Willem over rept bekeken en ben ook met hen in gesprek geraakt, ik zie daar zeker kansen liggen, scheelt je nog help- en instructie tijd ook!

Tot slot in deze overpeinzing: gebruiken de HBO-docenten die natuurlijk allemaal zeker vakman/vrouw zijn op de inhoud die ze doceren wel alle didactische mogelijkheden. Kennen ze die wel? Docent is aan de ene kant inhoudelijk vakmanschap en aan de andere kant didactisch/pedagogisch vakmanschap. Winst valt denk ik zeker te halen in dat tweede deel. Veel van onze docenten komen uit het bedrijfsleven. Hebben dan nog wellicht een didactische aantekening gehaald, maar die is in verhouding wel aan de “magere” kant ten opzichte van bijvoorbeeld een lerarenopleiding.

Wanneer we dus het gebruik van een DLO door middel van Learning Analytics kunnen koppelen aan de kwaliteit van het onderwijs dan lijkt me dat geweldig! John ik ben om, al was het alleen al om eens met bewijzen voor die kwaliteit te komen en dat is meer dan de vraag of de studenten wel tevreden zijn….. En nu ik toch bezig ben zou ik nog graag even teruggrijpen op mijn blogbericht op SURFspace waarin ik schreef dat je dan wel een wat langduriger koers moet inzetten en je niet na een jaar weer van die koers moet laten verdrijven, dat geld zeker bij dit soort onderzoeken. Dus als we “ja” zeggen dan graag ook voor een tiental jaar?
Doen, lijkt me.

maandag 20 juni 2011

Op naar het volgende innovatieve jaar!

Ellen Kuipers
Zo aan het eind van het studiejaar is het tijd om eens even terugblikken op het academisch jaar 2010-2011 en laat ik dan inzoomen op innovatie. Eens even zien:
  • innovatief aanbesteden 
  • innovatieregeling 2010 met ‘Talent’ 
  • meest innovatieve sessie SamSam2011 
  • OER 
  • pilot met tablets


    Innovatief aanbesteden
    Het gunnen op basis van prijs en kwaliteitsaspecten -EMVI strategie: Economisch Meest Voordelige Inschrijving- wordt bestempeld als innovatief. Het is de strategie die we afgelopen jaar bij de HAN hebben gebruikt tijdens de aanbesteding van een nieuw SIS. Een prima onderwerp, echter het aanbestedingstraject bij de HAN is nog niet helemaal achter de rug. Derhalve kan ik op dit moment hier nog niets over schrijven.

    Innovatieregeling 2010 met ‘Talent’
    Ik heb meegedaan aan de  Innovatieregeling 2010 met een prachtig platform: Talent. Samen met een collega is een aantal jaar geleden het idee voor het platform ontstaan. Mijn collega had een duidelijke visie op het leren van een vreemde taal en de rol van feedback in het leerproces. Ikzelf liep al heel lang rond met een idee over interactieve weblectures. Mijn visie op weblectures is niet de meest gangbare. Zo heb ik nooit echt de toegevoegde waarde ingezien van het opnemen en vervolgens uitleveren van een 90 minuten durend college. Volgens mij zijn studenten tijdens zelfstudie (JIT) juist eerder op zoek naar korte fragmenten waarin duidelijk een bepaald onderwerp wordt uitgelegd, om nog maar te zwijgen over het feit dat mensen zich zo’n 20 minuten erg goed kunnen concentreren, en daarna neemt het concentratievermogen af. Vandaar dat wij docenten 1 specifiek onderwerp laten uitleggen in een weblecture van maximaal 16 minuten. Erg leuk overigens om op deze blog een bijdrage van Heino te lezen over VLA. Ik ben het er helemaal mee eens! Dit geluid hoor je de laatste tijd steeds meer, gelukkig. Uiteindelijk hebben we ongeveer 2 jaar geleden Wortell in de arm genomen om het platform te ontwikkelen. En zo is Talent ontstaan. Talent is een educational community dat nu bij de Faculteit Economie en Management wordt ingezet voor interactieve weblectures en video opdrachten. Studenten leren door middel van de feedback loop doordat zij elkaar feedback geven. Het uitgangspunt van de interactieve weblectures is dat studenten elkaars begrip van de leerstof kunnen verbeteren door interactieve bijdragen te leveren, door samen te werken, door kennis te delen en door cocreatie. In Talent kunnen studenten een uitleg (weblecture) bekijken en voorzien van extra informatie over het betreffende onderwerp en dit delen binnen Talent, studenten verrijken de weblecture. Zij kunnen bijdragen leveren in de vorm van een video, link, document, opmerking, uitleg, een tip geven, een vraag stellen of beantwoorden, enz. Door het interactieve element gaan studenten op een andere manier met de leerstof om, zij worden meer gestimuleerd om na te denken over de leerstof en zullen daardoor betere toetsresultaten behalen. Verder wordt Talent ingezet bij opdrachten waarbij studenten elkaar feedback geven. Studenten krijgen bijvoorbeeld een opdracht om hun communicatieve vaardigheden in een vreemde taal te oefenen. Een opdracht kan zijn dat studenten in een video in 2 minuten een foto van een familielid moeten beschrijven waarbij ze bepaalde grammaticale constructies en/of vocabulaire moeten gebruiken. Deze korte video plaatsen de studenten in Talent, vervolgens geven zij elkaar feedback op hun leerprestatie (een klas wordt opgedeeld in kleinere subgroepjes van 4 studenten die elkaar feedback geven). Studenten verbeteren hun eigen taalvaardigheid en hun kennis van de vreemde taal door elkaar te helpen doordat zij elkaar waardevolle feedback geven. Het continue proces van beoordelen, verbeteren, het van elkaar leren is erg waardevol voor de student en diens leerproces.

    In dezen wordt mijn enthousiasme lang niet altijd gedeeld. Daar is dan die natuurlijke weerstand weer. ‘Dan ga ik weblectures opnemen en vervolgens gaat dat ding mij vervangen en krijg ik minder uren’. Dan moet ik weer denken aan een uitspraak van Sugata Mitra: “If you can replace a lecturer by a computer, you should!” Ik snap die angst wel, maar het is niet reeël. Volgens mij geven mijn collega’s goed les, en zijn zij erg inspirerend, natuurlijk kunnen computers hen niet vervangen! Gelukkig zijn er ook collega’s die graag aan de slag gaan met dit soort innovaties, en zodoende krijgen we langzaam maar zeker steeds meer weblectures en steeds meer video opdrachten in Talent. Wat vinden de studenten ervan? Op dit moment heb ik een survey uitgezet, dus die resultaten moet ik je nog even schuldig blijven. Tot nu toe heb ik slechts 1 punt van kritiek gekregen van studenten: ‘waarom hebben niet alle vakken hun weblectures in Talent geplaatst?’

    Meest innovatieve sessie SamSam2011
    Eind april was SamSam2011. Daar won ik de prijs voor meest innovatieve sessie: een grote bos bloemen. Erg leuk om collega’s te kunnen inspireren!

    OER: Open Educational Resources

    Op Educause 2010 heb ik een sessie bijgewoond over dit thema. Erg boeiend, en vooral ook vernieuwend. Althans voor mij. SURF heeft in december de Special Interest Group Open Educational Resources opgericht (SIG OER). Ik ben lid geworden van het kernteam. Niet omdat we bij de HAN al bezig zijn met OER, maar wel omdat ik OER en kennisdeling rondom OER belangrijk vind. Op dit moment probeer ik collega’s vooral OER aware te maken. Een volgende stap richting OER is de Creative Commons licentie: docenten op HBO-instellingen zouden moeten kunnen publiceren onder een Creative Commons licentie ten behoeve van open onderwijs, kennisdeling. Op dit moment kan dat niet omdat hetgeen een HBO-docent produceert voor zijn werk, eigendom is van de instelling.

    Het mooie aan OER is dat de lerende centraal wordt gesteld en dat kennis en onderwijs toegankelijk worden voor iedereen. In Nederland zijn we op dit moment nog niet zo heel ver op dit gebied. In de UK daarentegen leeft het onderwerp veel meer. JISC heeft de laatste jaren enorm veel geld geïnvesteerd in OER-projecten. Een aantal leden van het kernteam van de SIG OER is naar de OER11 conference in Manchester geweest. We hebben er mooie voorbeelden van OER gezien. Lees onze OpenEducationalResources blog en de OER11 Scoop.it.

    Pilot met tablets Tablets, het valt op dat steeds meer mensen er een hebben. Ik vraag me dan af of het een gadget is, een hebbedingetje waarmee je laat zien dat je vooroploopt of dat het gewoon echt een superhandig apparaat is waar je heel veel mee kunt. Is het voor de show of is het ook gewoon handig?

    Op school zitten studenten te werken op hun laptop, en lijken ze vergroeid te zijn met hun smartphone. Wellicht hebben al onze studenten over een jaar of 3 een tablet? Of niet?

    Afgelopen semester heeft een vierdejaars student van de opleiding Management, Economie en Recht een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om tablets in het onderwijs te gebruiken. Is het een toegevoegde waarde in het onderwijs? Dient het de student, de docent, de colleges? Of dient het eigenlijk nergens toe, is het alleen maar een leuk hebbedingetje? Of kan het zo zijn dat tablets maken dat we straks geen papier meer nodig hebben?

    In totaal hebben 18 personen deelgenomen aan de pilot. Dit waren zowel docenten als studenten. De tablets uit deze pilot zijn:
    • Samsung Galaxy Tab;  
    • iPad;
    • WeTab;
    • ViewSonic;
    • Dell DUO;
    Elke deelnemer kreeg elke paar weken een andere tablet in gebruik. Tijdens de pilot zijn er meerdere bijeenkomsten geweest die in het teken stonden van het delen van kennis en ervaringen, dat vonden de deelnemers erg waardevol. De conclusies en aanbevelingen moeten nog worden gepubliceerd, maar enkele dingen die er tot nu toe uitsprongen en die ik alvast kan noemen, zijn:
    1. het 10 inch scherm wordt als fijner ervaren dan het 7 inch scherm
    2. twee belangrijke voorwaarden zijn:
        a. een goede aanraakgevoeligheid
        b. de helderheid van het scherm
    3. het besturingssysteem van iPad of Galaxy Tab hebben beiden hun voor- en nadelen, een specifieke
        voorkeur (zoals bijvoorbeeld bij de grootte van het scherm) lijkt niet aanwezig te zijn: er is in dezen
        sprake van een persoonlijke voorkeur
    4. digitale readers worden als zeer positief ervaren, er is wel een aantal kleine kanttekeningen:
        a. geen mogelijkheid tot aantekeningen maken (dit lijkt opgelost te zijn bij nieuwe tablet versies)
        b. pdf versies zijn ‘zwaar’ voor de tablet
      Een duidelijke aanbeveling die nu al gedaan kan worden is dat we voor wat betreft een tablet nu nog geen definitieve keuze moeten maken, het is verstandig de bredere oriëntatie voort te zetten. Ook is al duidelijk dat we na de zomervakantie verder gaan met een vervolgpilot. Daar willen we meer partijen bij betrekken, zoals bijvoorbeeld ICT (fysieke helpdesk, opstellen FAQ’s, ...), Informatiekunde (converteren reader naar e-book bestand), Readerbureau (betrekken uitgeverijen?). Verder willen we meer rekening houden met de nieuwe ontwikkelingen binnen de tablets markt (dual screen, los toetsenbord, …), en we willen een aantal recent verschenen tablets toevoegen aan de pilot.

      Een mooi voorbeeld van de toepassing van tablets in het onderwijs zag ik op de OER11 conference in Manchester tijdens een presentatie van iTunesU. Een nieuwe opkomende trend wat wellicht de toekomst is zijn de zogenaamde interactive e-books. Een prachtig voorbeeld daarvan is Our Choice van Al Gore. Zou het niet geweldig zijn als alle studieboeken zo interactief zouden worden aangeboden? Ik denk dat studenten dan minder zullen klagen over de hoeveelheid leeswerk, over de hoeveelheid boeken die ze soms moeten meesjouwen, over de kosten van die, en dat ze zich zullen focussen op de content.

      Innovatie. Voor mij heeft dit woord een positieve lading. Het roept enthousiasme op bij me, ik krijg er energie van. Als veranderkundige heb ik natuurlijk ook gemerkt dat mijn enthousiasme voor innovatie lang niet altijd wordt gedeeld. Innovatie roept vaak een soort natuurlijke weerstand op bij mensen. Dat is nou eenmaal zo. Ik focus dan vooral op hetgeen dat al groeit, en geef het water.

      En nu, zo vlak voor de zomervakantie, kijk ik met veel plezier terug op een collegejaar van kwalitatief goed HBO-onderwijs, innovatief aanbesteden, interessante congressen, OER, Talent, innovatie, weerstand en verandermanagement. Kortom het was een innovatief jaar! Op naar het volgende!

      dinsdag 14 juni 2011

      Moord door serious gaming?

      Jeffrey Janssen

      Maak hem af! Schiet ze neer! Owned him! Sniper op 3! Ik heb artillery nodig!

      Zomaar wat termen als je een willekeurige ruimte inloopt waar onze belangrijkste doelgroep een spelend samenzijn met behulp van computers heeft georganiseerd. Deze puberende LAN-party-gangers zijn alleen maar bezig met dood en verderf. Gelukkig nog wel virtueel, alhoewel een enkeling de grens naar de realiteit in zijn enthousiasme niet meer zo helder voor ogen heeft en de media weer bol staan met de verderfelijkheid van de direct te verbieden games.

      Het gekke is dat die jongeren die de grens niet altijd even helder zien, én die ook niet doorslaan naar de toepassing in de realiteit, nou juist een belangrijk aandeel vormt van de aanmeldingen voor een opleiding tot officier of onderofficier bij de Nederlandse krijgsmacht.

      Het duidelijkste en internationaal meest aansprekende voorbeeld hiervan is wel het spel America’s Army, dat door de Amerikaanse krijgsmacht is ontwikkeld. Dat is inmiddels verworden tot het meest succesvolle wervingsinstrument voor de aanwas van nieuwe recruten. Het spel wordt gratis aangeboden via Internet en wordt mede daardoor veelvuldig gespeeld. De uitblinkers in het spel worden door de krijgsmacht uitgenodigd voor een werving en selectie gesprek. En als je behoort tot de beste van het virtuele elitecorps, dan zorgt je grootheidswaanzin er wel voor dat je je dat ook wilt voelen (en ook bent natuurlijk!) in real life… Aldus… weer een nieuwe recruut. Missie voltooid!

      Het kost vervolgens wel even wat tijd om de ‘geromantiseerde’ virtuele wereld uit hun systemen te krijgen, er echte soldaten van te maken en hen de juiste gevechtsdoctrines mee te geven. Maar uiteindelijk bewijzen ze zich aan het front en dragen mede zorg voor het veilige en vrije gevoel van hele bevolkingsgroepen. Klinkt allemaal aardig, maar waar gaat het dan mis hoor ik u denken…

      Op het moment dat de eerste militaire basisvaardigheden achter de rug zijn staan we en masse te zwaaien met allerlei technologische ontwikkelingen binnen het onderwijs. Waarom? Omdat we met zijn allen willen hypen. We willen rennen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan, om maar eens met de woorden van een bekende Nederlandse kinderrechtenactivist te spreken. Stilstand is achteruitgang. Alhoewel… we zij de laatste jaren in ons vakgebied volgens mij heel hard bezig ons te ‘verhypen’ (vergelijk: slikken en verslikken), getuige de dalende economische waarde van ons onderwijs. Maar dat terzijde. Terug naar waar het mis ging. De hogere onderwijseconomie laat ik graag over aan een volgende blogger. I dare you!

      We trakteren de pas gemilitariseerde jongeren op iets waarvan de meeste al jaren fervent aanhanger zijn: een game! Maar dan onder de voorwaarde dat ze eerst luisteren hoe we willen dat ze het spel spelen. En daarmee is de game serious geworden. In ieder geval in de optiek van de enthousiaste docent, want de game was al een tijdje hele serious shit in de wereld van de spijkerbroeken.

      Dat brengt mij op de kern van mijn betoog: het negatief leereffect van het gebruik van (commerciële) games als serious games in het militair (hoger) onderwijs.
      De vraag is namelijk of je een missie gewonnen hebt als je alle gegijzelden hebt bevrijd.
      De makkelijkste manier is zoveel mogelijk soldaten op een huis af laten rennen en uiteindelijk blijven er wel een paar over die voor de bevrijding kunnen zorgen. Dat we en passant 80% van onze collega’s kwijt zijn geraakt in de strijd, mag de pret niet drukken. Missie geslaagd!

      Daarbij is er geen game, hoe serious die ook bedoeld is, die de emoties kan benaderen van een soldaat die zijn gewonde maatje in veiligheid moet brengen waarbij de kogels hem om de oren vliegen. De angst en de overlevingsdrang laten zich nu eenmaal niet vatten in een spel, hoe realistisch deze soms ook zijn opgezet.

      Nu zou men kunnen denken dat ik tegen het gebruik van serious games ben, maar het tegendeel is waar. Alle doctrines binnen de meeste vakgebieden kunnen wat mij betreft niet beter aangeleerd worden op een manier die de meeste jongeren aanspreekt, waardoor de intrinsieke motivatie om te leren gestimuleerd wordt. We moeten er alleen voor waken dat de grens tussen de realiteit en de virtuele wereld niet te zeer vervaagd. De feedback en de reflectie op het geleerde moeten zeer nadrukkelijk onderdeel van het curriculum zijn bij het gebruik van serious games als leermiddel.

      woensdag 8 juni 2011

      Sloop de Chinese Muur

      tussen leren en werken van docenten!
      De belangrijkste succesfactor bij onderwijsinnovatie is de docent. Wil je leren op een andere manier, en met ICT, vorm geven dan zul je medewerkers daartoe in staat moeten stellen. Door faciliteiten ter beschikking te stellen, en vooral door te investeren in het vergroten van hun expertise.
      De wijze waarop wij deskundigheidsbevordering vorm geven, helpt daar echter meestal niet bij. Want hoe werkt professionalisering in de praktijk?

      • Docenten trekken massaal naar de Jaarbeurs. Lopen rond. Vergapen zich aan de nieuwste tools. Vullen een tas met gadgets, en keren weer naar huis. “Hoe was het gisteren op de NOT?”, vraagt dan de manager. “Interessant, maar wel vaak ‘een ver van mijn bed’-show”, luidt de reactie de dag erna. Einde leermoment. Bij een gemiddelde salarislast van -schat ik- 500 euro per dag, verkwisten we op die manier al snel zo’n 15 miljoen euro per jaar.
      • School X gaat over tot de aanschaf van laptops. Ze organiseren een verplichte workshop, die 20% van de docenten benut om te klagen over de infrastructuur en het management, en gaan over tot de orde van de dag.
      • Docenten bezoeken een studiedag van een uitgever of consortium. Vallen een uur te laat binnen, en gaan een uur eerder weg. De zeldzaam twitterende docent tweet niet wat hij geleerd heeft, maar naar welke sessie hij gaat.
      • Docenten ontvangen hiervoor wel een certificaat, plus een cd rom met powerpoint-presentaties. Die leggen ze in de docentenkamer, en noemen dat kennis delen.

      Met andere woorden: wij organiseren docentprofessionalisering als een gebeurtenis, en niet als een proces. Wij trekken een Chinese Muur op tussen het dagelijkse werk en deskundigheidsbevordering. En wij maken als ‘leerprofessionals’ volstrekt onvoldoende gebruik van wat wij weten van leren.

      Heel veel van wat er geleerd wordt, wordt immers dankzij meer informele vormen van leren geleerd. Van reflectieve gesprekken met collega’s op de werkvloer, van coaching door ervaren collega’s of van het just-in-time raadplegen en verwerken van informatie (dus als je het nodig hebt, en niet ‘voor het geval dat’). En natuurlijk door dingen uit te proberen, en daar feedback op te krijgen.

      In ben dan ook een hartstochtelijk voorstander van integratie van onderwijsontwikkeling en professionalisering. Je leert m.i. bijvoorbeeld het beste ICT in het onderwijs te integreren als je modellen, concepten, en voorbeelden meteen kunt inzetten in je werk. En als je daarover de dialoog kunt voeren met collega’s en experts.

      Het gaat er om krachtige leeromgevingen te creëren waarin opleidingen, cursussen, trainingen worden versterkt met meer informele leeractiviteiten. Ik ben zeker niet tegen ‘formeel leren’, zoals trainingen, conferenties en workshops (wel tegen het zonder gericht doel educatieve beurzen afstruinen). Formele leeractiviteiten moeten alleen niet op zich staan. Sloop dus die muur tussen werken en leren van docenten. En zet uiteraard ICT hierbij op een slimme manier in. Want wat kun je veel leren van bloggen, YouTube, TedX en zeker ook Twitter.

      Wilfred Rubens werkt als projectleider en e-learningadviseur bij de Open Universiteit.

      maandag 6 juni 2011

      Weblectures? Nee, VLA!

      We hadden vorige week nuttige discussies over de inzet van video in het onderwijs in ons ICTO team.Ik heb dat wat ruw uitgewerkt en ben natuurlijk erg benieuwd naar aanvullingen, aanscherpingen enzovoort. Overigens het maken van VLA moet elke docent kunnen, het is gewoon een vorm van lesvoorbereiding. Daar waar mogelijk kunnen met name bibliothecaressen bij de verrijking een mooie rol spelen!

      Wat te doen met weblectures van 45, 90 minuten of zelfs langer? We weten toch dat jong volwassenen een spanningsboog van zeg 12 minuten maximaal hebben? Studenten spelen de weblectures gewoon met dubbele afspeelsnelheid af. Dan kost het minder tijd. Zouden dan op de lerarenopleiding de docenten niet moeten leren twee keer zo snel te spreken? Dan kunnen we de lestijd halveren…… Studenten zoeken in de weblecture die stukken op waar ze moeite mee hebben of het niet zo goed snappen. Een beetje ervaren docent weet al voor zijn les wat die momenten zijn, waarom dan verstoppen in een lange les? Van didactici mogen we helemaal geen monologen langer dan 12 minuten houden. Dat heeft geen zin, geen concentratie, je staat voor Jan Doedel te praten. Als dat niet mag kunnen weblectures niet langer zijn dan 12 minuten en moeten ze gaan over die zaken waarvan we al lang weten dat die de essentie zijn. VLA!

      Video leer accent, to the point uitleg of instructie van een onderwerp. Niets "taggen" in een weblecture. Gewoon het ACCENT leggen met een VLA:




      Ik heb ooit wel eens begrepen dat het dan leerobjecten zijn. Dat vind ik prima. Ik denk dan bijvoorbeeld aan:



      Nu hoor ik u al roepen, maar met alleen bouwstenen kun je geen huis bouwen. Daar kan ik me wel in vinden. Dus we gaan de VLA’s inbedden met allerlei verrijkende achter- of zoals u wilt voorgronden. Dat kan prima in een ELO of andere omgeving. Ik denk dan aan:


      En wat doet de docent? Die vertelt prachtige voorbeelden, zet het in de context, begeleidt, vraagt en verwondert. Verwijst dan eens naar de digitale leeromgeving, dan eens naar een VLA en zet zijn lessen, colleges weer volgens strakke of minder strakke didactisch verantwoorde structuren in elkaar. Iets als het verloop van de les/college in zeven stappen, die ik las op de site van onderwijs van morgen:



      1. De docent geeft leerdoelen aan
      De docent legitimeert de gevraagde inspanning. Hij bevraagt ook leerlingen om de zin van het leerdoel uit te leggen. Gevolg: meer motivatie bij de leerlingen.
      2. De docent activeert voorkennis
      Wat weten we al? Wat hebben we de vorige les geleerd? Op deze manier komt de nieuwe stof in de zone van naaste ontwikkeling (theorie van Vygotsky).
      3. De docent geeft een korte instructie (circa 10 minuten)
      De attentieboog is op deze leeftijd niet veel langer dan 12 minuten. Te lange instructie gaat verloren door verlies aan aandacht.
      4. De leerlingen maken hun huiswerktaken in de klas (circa 20 minuten)
      De leerlingen mogen samenwerken. Omdat ze weten dat ze dan van hun huiswerk af zijn, wordt er stevig doorgeweerkt. De leraar loopt (coachend) door de klas.
      5. Wat hebben we geleerd? Evaluatie
      De docent vraagt leerlingen aan te geven wat ze van de lesstof begrepen hebben. Hij vat de lesstof nogmaals kort samen.
      6. Reflectie
      Wat hebben we geleerd van het leerproces? Hoe kunnen we daar in de toekomst ons voordeel mee doen? Drie leerlingen vertellen dit voor de klas.
      7. Toetsen
      Check of de leerling het heeft begrepen (of ook wel of de docent het heeft weten over te brengen……).

      Wil je trouwens nog wat goede en minder goede voorbeelden zien van videogebruik?
      Kijk dan eens op de blog van Gerard Dummer: http://www.gerarddummer.nl/blog/tag/weblecture

      Heb je zelf al eens een weblecture van meer dan 45 minuten gevolgd op je PC, laptop, iPad? Moet je eens doen........ Dan smaakt VLA denk ik nog lekkerder.